Jaarrekening

Algemene grondslagen

Vlottende activa

Voorraden

De balanspost voorraden wordt onderscheiden in:

  1. grond- en hulpstoffen;
  2. onderhanden werk, waaronder bouwgronden in exploitatie;
  3. gereed product en handelsgoederen;
  4. vooruitbetalingen.

1. Grond- en hulpstoffen
Grond- en hulpstoffen worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs worden de grond- en hulpstoffen tegen deze lagere marktwaarde gewaardeerd.

2. Onderhanden werk, waaronder bouwgronden in exploitatie
Het startpunt van een grondexploitatie is het raadsbesluit met de vaststelling van het complex, inclusief grondexploitatiebegroting. Vanaf dat moment wordt de grondexploitatie geopend en kunnen vervaardigingskosten worden geactiveerd.
De onderhanden werken grondexploitatie zijn opgenomen tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, verminderd met de opbrengst wegens verkopen. Indien de boekwaarde de marktwaarde van de grond overschrijdt, wordt een afwaardering naar de lagere marktwaarde verantwoord / wordt een voorziening voor het verwachte negatieve resultaat op startwaarde getroffen. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten (limitatief opgesomd in de kostensoortenlijst zoals opgenomen artikel 6.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening), welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs worden daarnaast een redelijk deel van de indirecte kosten opgenomen en is de werkelijk over vreemd vermogen betaalde rente over het boekjaar toegerekend. De rente is toegerekend over de boekwaarde van de grondexploitatie per 1 januari van het betreffende boekjaar.

De disconteringsvoet die is gehanteerd in de berekening van de contante waarde ten behoeve van het treffen van een verliesvoorziening voor negatieve grondexploitaties is voor alle gemeenten gelijk gesteld aan het maximale meerjarig streefpercentage van de Europese Centrale Bank voor de inflatie binnen de Eurozone (voor 2020: 2%).
Voor winstneming geldt de percentage of completion methode: voor zover gronden zijn verkocht en opbrengsten zijn gerealiseerd wordt tussentijds naar rato van de voortgang van de kosten en de opbrengsten winst genomen. Indien aan de volgende voorwaarden is voldaan, bestaat er voldoende zekerheid om winst te kunnen nemen:

  • Het resultaat op de grondexploitatie kan betrouwbaar worden ingeschat; én
  • De grond (of het deelperceel) moet zijn verkocht; én
  • De kosten zijn gerealiseerd (winst wordt naar rato van de realisatie gerealiseerd).

De waardering van de in exploitatie genomen gronden is gebaseerd op de inzichten van januari 2020 en de daarbij behorende inschatting van uitgangspunten, parameters en risico’s. Uiteraard betreft dit een inschatting die omgeven is door onzekerheden, die periodiek, maar minimaal jaarlijks, wordt herzien en waarbij de waardering in het komende jaar zowel positief als negatief kan uitvallen. Het college is van mening dat op basis van de huidige informatie en inzichten de beste schatting is gemaakt voor de waardering van de in exploitatie genomen gronden.

Het college hanteert de volgende algemene uitgangspunten ten aanzien van haar schattingen:

  • Rentepercentage bedraagt 1,71%;
  • Kostenindexatie bedraagt voor de 1e 10 jaar 3%, daarna 4%;
  • Opbrengstenindexatie bedraagt voor de 1e 10 jaar 2%, daarna 0%;
  • De geplande afzet is mede gebaseerd op het woningbouwprogramma opgenomen in de Woonvisie en 2,4 hectare uitgifte bedrijventerrein (inclusief 0,5 hectare derden).

Ten aanzien van de geraamde nog te maken kosten heeft het college de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  1. De grondprijzen worden vastgesteld conform de systematiek en uitgangspunten genoemd in de door het college vastgestelde grondprijzennota. De gehele nota is in december 2019 geactualiseerd en vastgesteld door het college;
  2. Jaarlijkse wordt via een door het college te besluiten “grondprijzenbrief” wijzigingen op deze nota vastgesteld.

Ten aanzien van de geraamde nog te realiseren opbrengsten heeft het college de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Marktconforme grondprijzen gebaseerd op een normatieve residuele methode.

Jaarlijks wordt per 1 januari van het jaar alle grondexploitaties op uniforme wijze in beeld gebracht en wordt inzage gegeven in het weerstandsvermogen van de grondexploitaties. De Perspectiefnota 2021 wordt aan de raad aangeboden in het kader van de Jaarrekening 2020.

De risico’s zijn nader toegelicht in de paragraaf Grondbeleid en de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing in het jaarverslag. Gelet op de planperiode (einddatum van het langstlopende complex is ultimo 2036) en de geprognosticeerde omzetten, zijn aan het exploiteren van gronden risico’s verbonden. Afhankelijk van het stadium waarin de exploitatie c.q. uitvoering van het betreffende complex zich bevindt, zal het risico afnemen naarmate de einddatum van de grondexploitatie nadert. In mindere mate geldt dit ook voor het tijdelijke beheer van onroerende zaken die verhuurd/verpacht zijn.
Uitgangspunt is dat de risico’s zo veel mogelijk binnen het totale resultaat van de gezamenlijke grondexploitaties (en reserves en voorzieningen) worden opgevangen.
In de perspectiefnota worden deze “bedrijfsrisico’s” beschreven en zo mogelijk nader gekwantificeerd. Hierin hebben wij het onderscheid gemaakt tussen de algemene exploitatierisico’s (hierbij valt te denken aan het fluctueren van de rente- en inflatieparameters) en de locatie specifieke risico’s, welke per exploitatiegebied zoveel mogelijk in beeld zijn gebracht en omschreven.

3. Gereed product en handelsgoederen
De voorraad eigen verklaringen is gewaardeerd tegen de laatst bekende verrekenprijzen van de leverancier. De overige voorraden worden gewaardeerd tegen historische kostprijs. Indien de marktwaarde lager is, dan wordt tegen marktwaarde gewaardeerd.

4. Vooruitbetalingen
De vooruitbetalingen hebben betrekking op goederen die nog niet fysiek aanwezig zijn, maar waar al wel voor is betaald. Deze zijn, voor zover van toepassing, tegen de laatst bekende inkoopprijzen gewaardeerd.

Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar
De uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. Deze voorziening wordt statisch bepaald.

Schatkistbankieren

Drempelbedrag
In principe dienen alle overtollige middelen in de schatkist te worden aangehouden. Er zijn echter een aantal uitzonderingen. Eén daarvan is het drempelbedrag. Dat is een minimumbedrag (afhankelijk van de omvang van de decentrale overheid) dat gemiddeld per kwartaal buiten de schatkist mag worden gehouden. Voor de gemeente Dronten is dat voor 2020 € 883.140.

n.b.: de drempel is gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal indien het begrotingstotaal lager is dan € 500 miljoen. indien het begrotingstotaal hoger is dan € 500 miljoen is de drempel gelijk aan € 3,75 miljoen plus 0,2% van het begrotingstotaal dat de € 500 miljoen te boven gaat. de drempel is nooit lager dan € 250.000.

Berekening benutting drempelbedrag schatkistbankieren
Het drempelbedrag is bedoeld om het dagelijkse kasbeheer te vereenvoudigen: niet elke laatste euro hoeft in de schatkist te worden aangehouden. In principe hoeven dus alleen de liquide middelen die boven het drempelbedrag uitgaan in de schatkist te worden aangehouden. In 2020 hebben geen overschrijdingen plaatsgevonden van het drempelbedrag.

Liquide middelen

De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

Overlopende activa

De overlopende activa zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. Deze voorziening wordt statisch bepaald.

Deze pagina is gebouwd op 11/15/2021 11:57:46 met de export van 07/15/2021 13:29:36